Onze visie voor het Feministisch Buitenlandbeleid

Door Janna Lenders & Annika Dornow

Wereldwijd neemt het aantal landen dat een Feministisch Buitenlands Beleid (FBB) invoert toe: na Mexico, Frankrijk, Chili en Zweden heeft nu ook Nederland toegezegd een FBB te ontwikkelen. Ook heeft Duitsland afgelopen maand hun nieuwe beleid gelanceerd, met daarnaast een feministisch ontwikkelingsbeleid. Nu ”Feministisch” zijn intrede doet in officiële beleidstaal, rijst de vraag wat deze term betekent in het buitenlands beleid. In dit artikel gaan we in op de vraag hoe FBB eruit zou zien vanuit een ecofeministisch perspectief.  Hiertoe hebben we interviews afgenomen met zowel collega’s van het Nederlandse als het Duitse WECF-kantoor, en hebben we voornamelijk de relatie tussen het FBB en de klimaatcrisis onderzocht. We vroegen Gina Cortés Valderrama, Gender and Climate Policy Manager (zij/haar), Sascha Gabizon, WECF’s Executive Director (zij/haar), Dr. Anke Stock, Leading Project Coordinator and Senior Specialist on Gender & Rights (zij/haar) en Johannes Baumann, Project Manager on Energy and Climate (hij/hem): wat is jullie visie op de recente ontwikkelingen in het FBB?

Feministisch Buitenland Beleid en klimaatverandering

Om te beginnen vragen we naar de relatie tussen FBB en het effect van de klimaatcrisis op vrouwen en meisjes. Eén ding is duidelijk: de klimaatcrisis is een wereldwijd probleem dat ons allen aangaat, maar de impact ervan is niet neutraal. De geïnterviewden zijn het erover eens dat het FBB onderliggende structurele, systemische ongelijkheden en de historische verantwoordelijkheden van het Globale Noorden moet aanpakken. De klimaatcrisis leidt tot een toename van bestaande ongelijkheden, stelt Sascha, “en heeft een ongelijke impact op bevolkingsgroepen die het minst aan de klimaatverandering hebben bijgedragen”. Dit betekent dat inheemse volkeren en vrouwen en meisjes, in al hun diversiteit, de grootste last dragen en de grootste risico’s lopen voor hun levensonderhoud; een risico dat is veroorzaakt door geïndustrialiseerde vervuilers. Gina betoogt dat het FBB de betrekkingen tussen Noordelijke en de Zuidelijke landen moet herstructureren en moet bijdragen aan een verschuiving van de machtsverhoudingen, op een transformatieve en structurele manier.

Hoe gaan landen bijvoorbeeld reageren op de migratie die door de klimaatverandering wordt veroorzaakt? Hoe zorgen Nederland en Duitsland ervoor dat de rechten van migranten, die in de frontlinie van de klimaatcrisis staan, niet worden ondermijnd?

Als we vragen wat de kern van het FBB zou moeten zijn, inclusief de ambitie op de lange termijn, stelt Sascha dat het FBB zich niet zou moeten beperken tot “kwesties van oorlog, militaire conflicten en vredesopbouw”, maar zich in plaats daarvan zou moeten modelleren als een beleid voor duurzame ontwikkeling. In dat verband stelt Gina dat een buitenlands beleid “geen koloniale, destructieve, onderdrukkende en gewelddadige machtsstructuren mag voortzetten die voornamelijk door mannen worden gedomineerd en die zijn gericht op extractivisme en militarisme”. Op lange termijn, vult Johannes aan, moet het FBB nauwlettend worden gevolgd, uitgevoerd en gehandhaafd om zijn oorspronkelijke ambities waar te maken.

Hoe kunnen we deze ambities dan waarmaken? Het eerste belangrijke punt is dat het FBB zich niet moet laten leiden door economische belangen, maar moet streven naar een structurele transformatie op het gebied van eco-sociale en genderrechtvaardigheid, die verder moet gaan dan alleen bewustwording van gender. De geïnterviewden zijn het erover eens dat een betere toegang tot (financiële) middelen noodzakelijk is om weerbaarheid te vergroten. Anke wijst erop dat hierbij bijvoorbeeld aan financiering moet worden gedacht: door lokale en feministische organisaties te financieren, kunnen zij deelnemen aan besluitvormingsprocessen en totstandkoming van beleid. Sascha voegt eraan toe dat inzicht in historische en voortdurende subsidies aan investeerders die het klimaat en daarmee de bestaansmiddelen schaden, centraal moet staan. Het draait niet alleen om de officiële ontwikkelingshulp (ODA) gendertransformatief te maken, maar ook om de schuldenlast van de landen in het Zuiden te verminderen; schulden die hen vaak via multilaterale banken worden opgedrongen voor niet-duurzame investeringen. Een schuldkwijtschelding strategie zou inherent moeten zijn aan het FBB.

Ruimte voor feministisch maatschappelijk middenveld

Maatschappelijk middenveld moet een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling en uitvoering van beleid. Zorgelijk is echter dat er op internationaal niveau steeds minder ruimte is voor feministische organisaties.  De geïnterviewden zijn het erover eens dat het een prioriteit moet zijn om samen te werken met lokale, zuidelijke feministische organisaties. Anke merkt op dat dit de rol zou kunnen zijn van een organisatie als de WECF; zij zou een bemiddelende rol kunnen spelen door regeringen te ondersteunen bij het bereiken van kleinere, zuidelijke organisaties. Sascha merkt op dat vrouwenrechten- en feministische organisaties in dit proces uitgesloten worden.

Voor een transformatief FBB zou de betrokkenheid van feministische organisaties uit het Globale Zuiden een prioriteit voor Nederland moeten zijn.

Kleinere (zuidelijke) organisaties beschikken zelf vaak niet over de nodige middelen of financiering voor hun werk. Wil het maatschappelijk middenveld zijn expertise naar behoren kunnen inbrengen, dan is een adequate financiering van cruciaal belang. Johannes voegt daaraan toe dat het maatschappelijk middenveld niet alleen moet bijdragen aan het ontwikkelingsproces, maar ook als controleorgaan moet fungeren en publiekelijk moet communiceren als doelen niet goed worden bereikt of als er rode lijnen worden overschreden. Daarnaast voegt Gina toe dat “sociale bewegingen regeringen ter verantwoording kunnen roepen, door zich samen uit te spreken en de straat op te gaan”.

De noodzaak van systeemverandering

“Een feministisch buitenlands beleid kan niet succesvol zijn als niet alle regeringen, departementen en ministeries hun rol in het versterken van gendergelijkheid en vrouwenrechten begrijpen en een feministische aanpak hanteren in hun eigen werk, zowel op nationaal als internationaal niveau”, merkt Sascha op.  Deze aanpak moet reflectie, analyse, monitoring en een reeks specifieke doelstellingen omvatten, waarbij ook rekening moet worden gehouden met de synergie tussen verschillende beleidsmaatregelen, zodat deze elkaar niet torpederen. Dit zou de vorm kunnen aannemen van een feministisch actieplan. Johannes voegt eraan toe dat gendergelijkheid in alle beleidsterreinen moet worden geïntegreerd om echt doelgericht vooruitgang te boeken. Om de vooruitgang te kunnen volgen, merkt Anke op, “hebben ministeries een monitoring- en evaluatiesysteem nodig, een tussentijdse evaluatie, je moet zien hoe geld, middelen en budgetten worden toegewezen aan de uitvoering, of je gendermarkers in die projecten en programma’s hebt.”  Constante betrokkenheid en voortdurend overleg met het maatschappelijk middenveld is hier essentieel, om institutionele verandering te kunnen volgen. 

Al met al zijn de geïnterviewden kritisch over de huidige staat van het Nederlandse en Duitse FBB en stellen dat gendermainstreaming geen zin heeft in een repressieve onrechtvaardige wereld; je moet het systeem opschonen, de machtsverhoudingen veranderen en historische onrechtvaardigheden herstellen. Volgens Sascha is dit een veel bredere activiteit dan alleen het woord “feministisch” toevoegen aan buitenlands beleid. Johannes voegt daaraan toe dat ”feministisch” de normatieve norm en doelstelling moet zijn. Een belangrijk element van zowel het Nederlandse als het Duitse FBB zou dan ook diens transformativiteit moeten zijn. WECF moedigt zowel het Nederlandse als het Duitse ministerie sterk aan om eco-sociale rechtvaardigheid als overkoepelend doel van FBB te hebben, iets wat alleen mogelijk is als alle terreinen van de politiek doordrongen zullen zijn van feministische systeemverandering. En ook al is dit misschien een hobbelige weg, Gina benadrukt dat ”een van de redenen waarom we doen wat we doen, is omdat we geloven dat een andere wereld mogelijk is”.