Aan de wieg van de duurzaamheidsbeweging in Nederland: ‘Jonge vrouwen zijn onmisbaar in de strijd voor een gezonde leefomgeving’

Al vijftig jaar strijdt Marie Kranendonk, oprichtster van WECF, voor een gezonde leefomgeving voor vrouwen en kinderen. Ook na haar pensioen legt de 81-jarige milieuactiviste het bijltje er niet bij neer: voor vrouwen is nog genoeg te doen.

“Kijk, daar ligt chemiebedrijf Sachem.” Marie Kranendonk staat op de stadsdijk langs rivier de Waal en wijst. In de verte raast het verkeer op de A2 via een imposante kabelbrug over het kabbelende water. Op het bedrijventerrein daarachter ligt het chemiebedrijf dat Kranendonk kritisch volgt. De geplande productiegroei van het bedrijf aan de voet van het Hanzestadje Zaltbommel zorgt bij haar en veel andere inwoners voor grote onrust.

“Sachem is een hoog risico bedrijf dat met gevaarlijke stoffen werkt. Toch ligt het op korte afstand van drie scholen. En nu willen ze de productie flink verhogen.” Over de spoorlijn en snelweg pal naast de fabriek vindt vaak gif transport plaats. “Maar van een rampenplan weten wij als inwoners niets. Wat doen we als het misgaat?” Kranendonk loopt piekerend verder over de dijk. Haar hond rent enthousiast vooruit. “Max, kom eens terug! Max!”

Kranendonk is inmiddels 81 jaar en slechtziend. Haar herenhuis in het historische centrum van Zaltbommel fungeert desondanks nog altijd als gastenverblijf voor WECF-partners die Nederland aandoen. Ook al is ze jaren met pensioen, belangrijke zaken – zoals de chemiefabriek in haar eigen woonplaats – maken de activiste in haar los.

“Burgers mogen als gelijkberechtigde meepraten over hun leefomgeving, maar vaak doen ze voor spek en bonen mee. In Zaltbommel hebben we een deskundige nodig die ons helpt om mee te praten over de uitbreiding van de chemiefabriek. Maar de provincie komt maar niet over de brug.”

Opkomende milieubeweging
De strijd tegen chemiefabriek Sachem sluit aan in een lange reeks milieuacties waar Kranendonk bij betrokken was. Kranendonk werd in 1979 aangesteld tot coördinator van het Landelijk Milieu Overleg, een koepel waarin natuur -en milieuorganisaties zich verenigden die in de jaren ’60 en ’70 waren ontstaan. Grote namen als Natuurmonumenten, Milieudefensie, Waddenvereniging, Wereld Natuur Fonds Nederland, Stichting Natuur en Milieu en de Kleine Aarde maakten er deel van uit.

Als ‘piepjonge moeder’ had ze in de jaren daarvoor al kennisgemaakt met de opkomende milieubeweging. Zo stond ze in 1972 tegenover de gemeente Muiden in de rechtszaal. Ze had met andere inwoners ontdekt dat chemiefabriek Naarden giftig afval dumpte in een meertje bij haar in de buurt.

Het was het jaar dat de Club van Rome met haar geruchtmakende milieurapport ‘grenzen aan de groei’ kwam. De Verenigde Naties hielden de eerste conferentie over het Menselijk Leefmilieu. “Overal kwam aandacht voor milieu. Ook wij wilden een gezonde leefomgeving voor onze kinderen.” In die rechtszaal won Kranendonk tot haar grote verbazing van de gemeente. De kiem voor haar leven als milieuactiviste was gelegd.

Kranendonk studeerde in de jaren daarna Ruimtelijke Ordening en Milieu, destijds een nieuwe studie aan de Universiteit van Utrecht, en werd vrijwilliger bij de milieugroep Muiderberg en Milieudefensie. Om iets te bereiken had je kennis nodig, had ze in de rechtszaak geleerd.

Vrouwen verenigt u
Het is 1992 als Marie Kranendonk zich voor het Landelijk Milieu Overleg begeeft naar de beroemde VN-top in Rio de Janeiro. Wereldleiders zijn naar de ‘Top van de Aarde’ gekomen om afspraken te maken over duurzame ontwikkeling en milieu, maar Kranendonk valt ook iets anders op. “De stem van vrouwen was ontzettend belangrijk geworden. Overal kwamen vrouwennetwerken op die een belangrijke rol vervulden in milieu en duurzame ontwikkeling: in de Verenigde Staten, Latijns-Amerika, Afrika en Zuidoost-Azië. Zo’n netwerk had Europa niet. Dat moeten we opzetten!”

Bij thuiskomst trommelt ze vrouwenorganisaties uit haar Europese netwerk op. Het resulteert in een grote conferentie in Zweden, waar WECF wordt opgezet: Women in Europe for a Common Future. Op de VN-vrouwentop twee jaar later, in 1995 in Beijing, neemt WECF de leiding in het thema milieu en gezondheid. Daar leert WECF voor het eerst vrouwen kennen uit ecologische rampgebieden.

“Er waren vrouwen uit het Oeral gebied in Rusland, waar een kernramp de volksgezondheid bedreigde.” In de plaats Mayak was in 1957 een opslagtank met radioactief materiaal geëxplodeerd in een groot nucleair fabriekscomplex. Doordat de Sovjet autoriteiten de ramp niet goed aanpakten, werd de omgeving van Mayak één van de meest vervuilde plekken op aarde.

“Milieuvervuiling heeft altijd een negatieve impact op de gezondheid van inwoners. Juist voor zwangere vrouwen en kinderen is een kleine dosis giftige stoffen genoeg om zeer schadelijk te zijn.” Kranendonk besluit zich daarom met de organisatie WECF in te zetten voor deze vrouwen, en ze te helpen in hun strijd voor hun schone leefomgeving.

Milieuramp in Oezbekistan
Op de VN-top ontmoet Kranendonk ook vrouwen uit de regio rond het Oezbeekse Aralmeer, waar één van de grootste milieurampen van onze tijd plaatsvond. Als de Sovjets vanaf de jaren ‘30 grootschalige geïrrigeerde katoenteelt invoeren, valt het Aralmeer geleidelijk droog. “Het was een ecologische ramp. Dieren en planten gingen dood, vissers hadden geen inkomsten meer. Je kon hun gestrande boten op de witte zoutkorsten zien liggen.”

Landbouwgif uit de katoenteelt vervuilde langzaam het resterende water en de grond. “Tot overmaat van ramp moesten Oezbeken verplicht op de katoenvelden werken waar vliegtuigjes met chemicaliën het land besproeiden. Ook als vrouwen en kinderen op het veld aanwezig waren.

WECF zet daarom in 1998 een wetenschappelijk onderzoek op met hulp van een Oezbeekse kinderarts, een team van Nederlandse onderzoekers van het RIVM, en met Professor Janna Koppe (neonatoloog bij het AMC) en Professor Rudi Boersma (Kinderarts aan de Universiteit Groningen). Uit dit onderzoek blijkt dat de chemicaliën terug te vinden zijn in het navelstrengbloed van baby’s. “Het gif tastte het immuunsysteem van kinderen aan, zorgde voor zwangerschapsproblemen en verlaagde de vruchtbaarheid. Toch veranderde de Oezbeekse overheid het beleid niet. Het was schrijnend. De katoenteelt ging op dezelfde voet door.”

Vrouwen op het wereldtoneel
Dit is één van de momenten dat Marie Kranendonk beseft dat ze vecht tegen de bierkaai. “Soms win je, soms niet. Politieke belangen en barrières zijn vaak te sterk om te veranderen.” Zo komen subsidies voor WECF’s projecten in Rusland langzaam tot stilstand nadat Poetin aan de macht komt. Kabinetten in Nederland vallen, waardoor maatschappelijke organisaties als WECF keer op keer met nieuwe beleidsmakers om tafel moeten. Dat is lastig, zegt Kranendonk. “Maar ook als we niet winnen, brengen we altijd een discussie op gang. En dát is noodzakelijk om de politiek uiteindelijk te bewegen.”

WECF begon in 1994 met een ‘halve’ medewerker, zegt Kranendonk lachend. “Maar we waren bevlogen, en startten vol ambitie en idealisme.” Haar dochter Sascha Gabizon, toen nog werkzaam bij een milieu-instituut in het Duitse Wuppertal, runde de eerste projecten in Oost-Europa, Centraal Azië en de Kaukasus. Nu, 25 jaar later, is WECF een wereldwijd netwerk van 150 vrouwenorganisaties in vijftig landen. Dochter Gabizon is inmiddels internationaal WECF-directeur en heeft een leidende rol in de VN-lobbygroep Women Major Group.

Dat WECF meedoet op VN-niveau, vindt Kranendonk belangrijk. “Vanaf het begin is onze kracht geweest dat wij lokale partners klaarstomen en meenemen naar het wereldtoneel. Vrouwen uit gebieden met milieuproblematiek, zoals Oekraïne, Armenië, Georgië, Indonesië en Nigeria, kunnen hun problematiek tien keer beter schetsen dan wij. Zet hen aan tafel bij de hoge heren en laat hen maar vertellen wat het beleid betekent voor het milieu en de gezondheid van vrouwen en kinderen ter plaatse. Deze aanpak werpt nog steeds zijn vruchten af.”

Bedrijfsleven is bang
Juist voor jonge vrouwen ligt er een belangrijke taak, zegt Kranendonk. “Het bedrijfsleven is bang voor jonge vrouwen met sterke argumenten die spreken namens vrouwen en kinderen.” Vroeger hadden vrouwen volgens haar ‘geen bal te vertellen’. Dat is nu anders. Meer vrouwen werken nu op belangrijke posities binnen het bedrijfsleven. “Zij zijn vaak aan te spreken op zorgen voor de toekomst, op zorgen over schadelijke effecten op gezondheid en milieu.”

Mannen brengen volgens Kranendonk vaak korte termijn doelen, haalbaarheid en economische belangen ter tafel. Vrouwen kijken naar de lange termijn, naar leefbaarheid en gezondheid, en de toekomst voor de kinderen. “Zonder vrouwen gaat dat verloren”, zegt ze fel.

En voor vrouwen is nog genoeg te doen. Neem het in plastic voorverpakte voedsel. “Al jaren is bekend dat verpakkingen hormoonverstorende stoffen bevatten die zeer schadelijk zijn voor zwangere vrouwen en baby’s.” Zoals Bisfenol A (BPA), een chemische stof die in veel plastic producten zit. De kleinste dosis hormoon verstorende stoffen, of EDC’s, kunnen de ontwikkeling van de foetus verstoren, zegt Kranendonk. “Dat is bekend, maar de overheid en het bedrijfsleven schuiven het terzijde.”

De gevolgen zijn niet mals. Volgens Kranendonk groeit het aantal diabetespatiënten, kinderen met gedragsproblemen en jonge mensen met borst- en prostaatkanker en obesitas. “Allemaal effecten die met hormoonverstoring in verband worden gebracht. Toch blijft onder andere de voedselindustrie ermee werken. Helaas verbiedt Europese regelgeving dit nog niet.”

“De lobby van de industrie is sterk, en de overheid houdt hen de hand boven het hoofd. Je ziet het weer: economische belangen zijn doorslaggevend. Maar wie zorgt voor de samenleving, voor de gezondheid van vrouwen en kinderen?”

Overeind blijven
Milieuorganisaties staan al tientallen jaren onder druk door weggevallen subsidies, zegt Kranendonk. Bovendien is er geen ministerie meer met het woord ‘milieu’ in de naam. Ze ziet het met lede ogen aan. “Ik ben nu oud, het is nu aan jonge vrouwen en jonge moeders om op te staan en te zeggen: ‘wij willen dit niet meer’.” Het bedrijfsleven zal op een gegeven moment moeten luisteren, zegt ze. Boze vrouwen die vechten voor een schone toekomst voor hun kinderen kunnen maatschappelijk enorme impact hebben.”

Dat milieubewegingen als WECF blijven bestaan is voor Marie Kranendonk noodzakelijk. Vurig: “wij zijn de enige organisatie nog die aan tafel zit in het halfjaarlijks overleg tussen de overheid en chemische industrie.” Nadat in 2006 het Europese beleidsplan voor schadelijke chemische stoffen (REACH) was aangenomen, stopten veel milieuorganisaties hun werk op dat gebied. “Iedereen heeft het laten afweten. Terwijl toen de uitvoering van dat beleid nog moest beginnen. Wij bleven aan tafel zitten. Zonder financiering, dan maar vrijwillig. Wie komt er anders op voor de belangen en gezondheid van burgers, van zwangere vrouwen en kinderen?

Of het actievoeren in haar bloed zit, weet Marie Kranendonk niet zo goed. Ze lacht verlegen. “Ik heb wel een sterk rechtvaardigheidsgevoel van thuis uit meegekregen.” Haar vader overleed jong, Marie werd opgevoed door haar moeder en oma, twee sterke vrouwen. Ze leerde van hen dat je mensen die hulp nodig hebben altijd moet helpen. “Dat gaat nu vanzelf. Ik heb het mijn dochter Sascha ook meegegeven, denk ik.”

Het zijn zware tijden voor de milieubeweging, en Kranendonk hoopt dat de vrouwen van WECF het volhouden. “Je moet een lange adem hebben. In ons werk kost het tien tot twintig jaar voor je verandering ziet. Maar op een gegeven moment keert het de wal het schip. Dan wordt een maatschappelijk probleem te groot of te zichtbaar, dan komt er verandering. De overheid en het bedrijfsleven gaan dan luisteren naar onze kritiek en voorstellen.” Ook hoopt ze op termijn weer op structurele steun, zodat de organisatie zijn basiskosten kan dekken. Afhankelijk zijn van donaties en korte projectsubsidies is niet ideaal, zegt ze. “Je vecht om een geldpot met andere organisaties die je eigenlijk een warm hart toedraagt. Dat zou anders moeten.”

Als Marie Kranendonk nu terugkijkt, vindt ze het moeilijk te zeggen wat haar verdienste is. Het kostbaarst vindt ze dat WECF is uitgegroeid tot een hechte familie. “Veel partners hebben hun eigen weg gevonden. Toch is de band tussen ons blijven bestaan.” Van haar mogen lokale partners wel ‘tien lintjes krijgen’. “Zonder onze samenwerking was het niet gelukt.”